Bestaansrecht

De Bornse kunstenares Mirna Limon werkt samen met RTV Borne aan diverse media educatie projecten.

Eind jaren zestig kwamen mijn ouders vanuit Suriname naar Nederland. In hun geboorteland waren de mogelijkheden qua opleiding zeer beperkt. Ze hadden de intentie om hier in Nederland verder te leren – wat ze ook hebben gedaan – om vervolgens weer terug te keren naar hun land van herkomst.
Maar na jarenlang wikken en wegen zijn zij hier gebleven.

Zij kozen ervoor om zo goed mogelijk te integreren in de Nederlandse samenleving. Zo hebben mijn ouders er bijvoorbeeld bewust voor gekozen om mijn zus en mij geen Surinaams te leren en slechts op te voeden met de Nederlandse taal. Destijds werd het aanleren van een tweede taal afgeraden, omdat dat een taalachterstand zou kunnen bevorderen.

Met racisme heb ik niet veel te maken gehad. In ieder geval niet bewust. Die paar keer dat ik ermee te maken heb gehad kan ik op twee handen tellen. Ik denk dat ik het geluk heb gehad dat ik in Hengelo ben opgegroeid waar minder Surinamers woonden (en wonen) dan bijvoorbeeld in Amsterdam. Op de basisschool wilden mijn klasgenootjes weliswaar mijn kroeze haren aanraken, maar uit pure nieuwsgierigheid. Verder vind ik dat mensen soms overdreven krampachtig doen als het woord neger wordt genoemd, wat ik iets anders vind dan nikker.

Toch heb ook ik wel wat schrammen opgelopen. Ik denk dat er geen enkel mens bestaat bij wie dat niet het geval is, maar het voelt toch anders wanneer ik word aangesproken op mijn huidskleur, dan wanneer iemand zegt dat ik te dun bent.

Eén van de incidenten vond plaats toen ik een jaar of zeven was:
“In spin de bocht gaat in…uit spuit…” “Mag ik meedoen?” Vroeg E. Zij was een klasgenootje dat ook bij mij in de buurt woonde. Ik had de dag ervoor een nieuw springtouw gekregen en was in de pauze op het schoolplein met mijn buurmeisje aan het spelen. “Nee, ik wil nu even met T. touwtje springen,” antwoordde ik, terwijl T. en ik door sprongen.

Misschien was dat niet zo aardig, maar op dat moment dacht ik daar niet over na.

“Ach, ga toch naar je eigen land!” Riep E. toen boos. “Eigen land? Maar ik ben hier geboren! Mijn ouders komen uit Suriname, maar ik niet. Hoezo eigen land? Waar is dat dan?” Riep ik verontwaardigd. “Mijn vader zegt dat jullie buitenlanders allemaal terug moeten naar jullie eigen land,” zei ze toen. Ik was er even stil van…. “Maar waarom speel je dan met mij?” Vroeg ik haar toen. “Omdat ik het zielig vind voor jullie.” “Ik heb jouw medelijden niet nodig,” zei ik boos en liep weg.

Eenmaal in de klas had ik moeite om mijn tranen te bedwingen. Ze bleven maar komen. “Zullen we het weer goed maken?” Vroeg ze heel lief. En omdat ik ervan baalde dat ik moest huilen van woede, knikte ik “ja” terwijl ik mijn tranen met mijn mouw wegveegde. We hebben er daarna nooit meer over gesproken. We kwamen nog wel op elkaars verjaardagsfeestjes, maar het voelde toch anders dan daarvoor.

Jaren later (rond mijn dertigste) ontdekte ik, dat ik mij door dit voorval vaak getolereerd in plaats van geaccepteerd heb gevoeld. Weer een aantal jaren later vertelde een collega, die met haar bevriend bleek te zijn, dat haar vader “zijn straf” wel had gekregen: alle drie zijn kinderen waren met een buitenlander getrouwd. Ik kon het niet laten om toch even te glimlachen. In principe maakt het niets uit, maar ik vond het toch opmerkelijk.

Een ander incident was toen ik een jaar of elf was. Ik fietste op straat. Het was rustig. Vanaf de andere kant van de weg kwam er een jongen van mijn leeftijd aan fietsen. Tot mijn verbazing fietste hij plotseling met een vaart schuin de weg over en kwam hij recht op mij af. Voordat ik het wist zat er een vieze klodder spuug op mijn witte trui. Het zag eruit alsof hij drop had gegeten. Ik heb me nog nooit zo vies gevoeld.

Misschien ging het niet om mijn huidskleur, maar ik kon op dat moment (en ook nu) niets geen andere reden bedenken. Overigens had hij zelf ook geen Nederlands uiterlijk, maar een licht getinte huid. “Waarom doet hij zoiets? We zouden elkaar toch juist moeten steunen?” Dacht ik toen nog.
“Wij,” dacht ik dus. Met niet-Nederlandse roots. Want er is wel iets dat bij mij altijd op de achtergrond sluimerde. WO II.

Ik hield niet van geschiedenis. Leren over oorlogen wekte bij mij een soort angst op. Wel oude geschiedenis, over de Grieken en Romeinen. Dat was al lang geleden en voelde veilig.
Maar door de verhalen over Hitler en het Arische ras voelden lessen over nationalisme en fascisme altijd als een soort bedreiging. Net als wanneer extreem rechts in het nieuws is. Want ja, ik ben hier geboren, dus je zou zeggen autochtoon.
Maar door mijn huidskleur en mijn ouders word ik toch als allochtoon gezien.

Toch voelde ik mij vaak gesteund. Ik zat op een middelbare school waar overwegend blanke kinderen op zaten. En er is een enkele keer weleens een opmerking gemaakt over “die buitenlanders,” maar als ik er iets van zei, dan kreeg ik te horen: “Ja, maar jij bent anders.” Ik werd dus op een positieve manier gediscrimineerd.

Eenmaal op de AKI deed ik mee aan een kunstproject van David Bade in Nijmegen: ArteSwa. Een project waarbij naast andere genodigden vooral de Antilliaanse samenleving van Nijmegen werd uitgenodigd en ook de toenmalige burgemeester van Nijmegen. Vele jongeren – waaronder voornamelijk hoogopgeleide jongeren – spraken over discriminatie bij sollicitatiegesprekken. Dat ze hun naam soms veranderden om een grotere kans te maken om op gesprek te mogen komen. Ik had echt het gevoel dat ik in een nachtmerrie was beland, omdat dit voor mijn gevoel de ver-van-mijn-bed- show was.

Zelf heb ik dus meer ervaring met positieve discriminatie, dan dat mij kansen zijn ontnomen. Ik ben twee keer gevraagd of ik wilde solliciteren. En ik kreeg een leidinggevende functie bij een call-center, omdat de gegevens die ik in de computer invoerde blijkbaar opvielen. “Als je weet dat je meer kan, dan moet je daar om vragen,” gaf de manager mij als advies. En daar ben ik deze mensen erg dankbaar voor.

Maar door al het leed in de wereld (naast racisme) heb ik altijd geprobeerd om zo min mogelijk van het journaal mee te krijgen.
Het helemaal vermijden doe ik niet, want ik wil toch engszins op de hoogte blijven van wat er in de wereld gebeurt. En door geïnformeerd te willen blijven over covid 19 heb ik ook veel meer nieuws gezien dan in de afgelopen jaren. En zo kwam het dat ik ook het filmpje zag van wat de agent deed met George Floyd. En dit laatste kreeg ik vorige week moeilijk uit mijn hoofd. En zo nu en dan voel ik het nog steeds branden in mijn lijf. Onderhuids is het voelbaar en het moet er uit. Ik geloof dat je als mens lekker in je vel kunt zitten wanneer je zoveel mogelijk wonden heelt. En ik denk dat dit wellicht een onderhuidse wond is die niet alleen in dit leven ontstaan is, maar die je – als je voorouders slaaf geweest zijn, wat bij mij naar alle waarschijnlijkheid het geval is – wellicht met je meedraagt via je DNA. Dus er valt een hoop te helen.

Tegelijkertijd denk ik ook dat ik ergens een dikke huid gecreëerd heb als het om discriminatie gaat. En misschien heb ik soms oogkleppen op. Zo begon het me op mijn oude adres pas na een jaar op te vallen dat er een overbuurman was, die mijn partner altijd vriendelijk begroette, maar mij nooit.

Kijkend naar mijn vierjarige zoon kan ik alleen maar hopen dat hij net als ik zo min mogelijk gediscrimineerd zal worden. Een super lief kereltje dat ziet dat mama bruin is, zijn broer en papa blank en dat zichzelf ook als blanke ziet met zijn lichte huidskleur. Of hij zo licht blijft is de vraag. En hopelijk doet het er niet toe. Er is een stemmetje in mij dat zegt: “Als hij er maar geen last van krijgt dat ik bruin ben.” Wat ergens heel vreemd voelt, omdat je als mens niet gekozen hebt voor je huidskleur. En ergens denk ik dat het heel saai zou zijn als iedereen dezelfde kleur zou hebben. Juist die diversiteit vind ik mooi.

Inmiddels zijn er in veel plaatsen acties. Activisten die zijn opgestaan. Mensen op Facebook en Instagram die laten weten dat ze vinden dat “Black Lives Matter.”
Zelf vind ik het een vreemde gedachte om andere mensen te “moeten” vertellen dat mijn leven er ook toedoet, ondanks dat ik een donkere huidskleur heb. Tegelijkertijd vind ik het bewonderenswaardig en heldhaftig dat mensen opkomen voor zichzelf én voor anderen. En hoewel ik het ergens van den zotte vind, dat ik mijn bestaansrecht van een ander zou moeten krijgen, voel ik me wel enorm gesteund. Vandaar dat ik het laf zou vinden als ik niets van mijn kant zou aten horen.

En ik ben ik die (niet zwarte) mensen (of moet ik nou “witte mensen” zeggen?) enorm dankbaar dat ze laten weten dat het leven van mensen, die net als ik bruin(of zwart?) zijn, er (ook) toedoet.

Dus dank je wel, als jij je stem hebt laten horen en vindt dat “Black Lives Matter.”

Dank aan iedereen die mij altijd als gelijke heeft gezien.

Dank voor alle kansen.

En mogen alle wonden helen en de pijn verdwijnen.

Wat zou het fijn zijn als iedereen op deze planeet en daar buiten zich veilig kon voelen.

En wat zou de wereld mooi zijn als iedereen zou inzien dat we allemaal één zijn.

Mogen we zowel covid 19 als racisme uit de wereld bannen.

Mirna Limon is een Bornse kunstenares, ze werkt samen met RTV Borne aan diverse media educatie projecten, zoals in het project “Kunst in de klas”, waarbij leerlingen van de Bornse basisscholen kennis maken met kunst en cultuur.